top of page

Ze wonen hier in een Klein-Eritrea

Na Syriërs vormen Eritreeërs nu de grootste groep asielzoekers in Nederland. Wetenschapper Sennay Ghebreab voorspelt dat de eigen gemeenschap hun integratie zal belemmeren.

Sennay Ghebreab (42) vluchtte als kleuter met zijn ouders en twee zusjes te voet, op kamelen, in jeeps van Eritrea naar Soedan en vandaar met het vliegtuig via Italië naar Nederland. Nu is hij neuro-informaticus aan de Universiteit van Amsterdam en hoofd sociale wetenschappen aan het Amsterdam University College. Hij voelt zich begaan met zijn landgenoten die nu massaal het regime in Eritrea ont- vluchten.

Kritisch is hij op Eritreeërs die hier al 15 tot 35 jaar wonen, omdat het gros weinig moeite doet te integreren. De werkloosheid is hoog, het opleidingsniveau laag en de kennis van de Nederlandse taal en samenleving zijn beperkt. Sennay Ghebreab vreest dat als er niets gebeurt, de nieuwkomers in hun voetsporen zullen volgen. Daarom doet hij nu zijn mond open, ook al wordt kritiek op de eigen gemeenschap op zijn zachtst gezegd niet erg op prijs gesteld.

Hoe komt het dat Eritreeërs zo slecht integreren?

‘Integratie is voor alle migranten een klus. De grote makke van Eritreeërs in Nederland is dat zij in een Klein-Eritrea wonen. Met hun hart, gedachten en bezigheden zijn zij in hun geboorteland. Hun sociale leven speelt zich af binnen de eigen groep, weinigen steken energie in het opbouwen van een toekomst in Nederland. Het maakt dat hun integratie langzamer en moeizamer verloopt dan die van andere migranten. De sociale controle is groot, iedereen let op elkaar, niemand durft zich openlijk uit te spreken. Kritisch denken en spreken is systematisch uit de genen gewerkt.’

Het wordt Eritreeërs ook niet makkelijk gemaakt los te komen van hun geboorteland, vertelt hij. ‘Hun sociale leven wordt in grote mate gedicteerd door jonge en oude loyalisten van het Eritrese regime die hier via talrijke bijeenkomsten, feesten en kerken invloed uitoefenen. Al hun activiteiten zijn bepaald niet gericht op integratie. Zij houden in de gaten of iedereen loyaal blijft aan het regime en voeden het gevoel dat Eritreeërs in Nederland geen kansen hebben. Daardoor heerst het idee dat een baan amper te vinden is vanwege discriminatie. Het is moeilijk om aan te zien dat de meesten deze praatjes geloven.’

Heeft u die sociale druk zelf ook ondervonden? ‘Ik heb het geluk dat mijn ouders zelf in het buitenland hebben gestudeerd en hun kinderen stimuleerden door te leren en hun eigen keuzes te maken. Tijdens mijn studie informatica aan de UvA in de jaren ’90 richtte ik met enkele medestudenten de Eritrese Studenten Unie op. We waren een politiek en religieus onafhankelijke organisatie. We wilden onder andere de vorming van Eritreeërs in Nederland stimuleren. De Eritrese ambassade in Den Haag liet weten ons initiatief te zien als afstand nemen van Eritrea. Ambassademedewerkers bezochten onze vergaderingen en lezingen, bemoeiden zich overal mee en probeerden de touwtjes in handen te krijgen. De belangstelling liep te- rug, onze studentenunie bloedde dood. Ik besloot niet meer in groeps- verband actief te zijn in de Eritrese gemeenschap.

‘Maar toch bleef ook ik erg verbonden met Eritrea. Dat merkte mijn promotor in 1998, toen de oorlog tussen Eritrea en Ethiopië was opgelaaid. Hij zei: ‘Je bent te veel met Eritrea bezig, daar lijdt de kwaliteit van je promotieonderzoek onder. Laat het los, het kost je veel energie, jij kunt de problemen daar niet oplossen.’ Ik besloot mij te concentreren op mijn eigen toekomst, hier in Nederland. Ik heb mij losgemaakt, zonder mijn verbondenheid met Eritrea te verliezen.’

Hoe belemmert ‘Klein-Eritrea’ de integratie in de Nederlandse samenleving? ‘De Eritrese gemeenschap heeft altijd kunnen doen en laten wat ze wil, niemand die zich ermee bemoeide. Loyalisten van het regime in Eritrea, die geen woord Nederlands spreken noch de Nederlandse samenleving kennen, hebben het hoogste woord. De gemeenschap wordt zo in beslag genomen door wat er in eigen land en de eigen gemeenschap gebeurt, dat ze geen energie steekt in de psychische problemen waar veel landgenoten mee kampen, noch in hun eigen ontwikkeling en toekomst. Dat is zonde omdat zo onnodig veel potentie verloren gaat. De meeste kinderen groeien op als Eritrese in plaats van Nederlandse burgers. In het weekend gaan ze niet naar de voetbalclub, maar naar schooltjes waar ze de taal van hun ouders en over de geschiedenis van hun land leren. Dat is belangrijk voor de ontwikkeling van hun identiteit, maar deelnemen aan de samenleving waarin zij leven is daarvoor net zo belangrijk. Eritreeërs die proberen te integreren, worden telkens weer hun eigen groep in getrokken. Dit maakt mij heel pessimistisch.’

Hoe schat u de integratiekansen in van de nieuwe groep Eritrese vluchtelingen in Nederland?

‘Ik vermoed dat de positie van de Eritrese gemeenschap verder zal verslechteren. De nieuwe vluchtelingen zijn voornamelijk jongeren die zonder ouders zijn gekomen. Zij hebben onderweg de meest vreselijke dingen meegemaakt. Eenmaal in Nederland worden zij geconfronteerd met een crisissfeer rond de grote stroom vluchtelingen waar Europa mee kampt. Ze voelen zich niet welkom, soms zelfs bedreigd.‘Daarnaast komen zij snel na binnenkomst via de tolken in contact met de Eritrese gemeenschap hier. Onder die tolken zijn loyalisten van het regime, die invloed proberen uit te oefen op de nieuwe aanwas, hen de mond snoeren en zo integratie belemmeren. Kortom: zowel binnen de Eritrese gemeenschap als in Nederland ontbreekt een vangnet waar de nieuwe vluchtelingen echt wat aan hebben.’

Er zijn initiatieven van Eritreeërs om de nieuwe vluchtelingen te helpen.

‘Een toenemend aantal zet zich in voor nieuwe vluchtelingen. Op een enkele uitzondering na gaat het vooral om Eritreeërs die zelf geen of nauwelijks Nederlands spreken en de weg in de samenleving niet kennen. Ze hebben goede bedoelingen, maar zijn niet in staat van enige betekenis te zijn omdat ze hebben verzuimd in zichzelf en in integratie te investeren.

‘Je kunt het ook positief bekijken: misschien is de groep Eritrese vluchtelingen die nu komt zo groot, dat het onmogelijk is hen allemaal te beïnvloeden en te isoleren in de eigen gemeenschap. Misschien kunnen de nieuwe vluchtelingen doen wat hun voorgangers hebben nagelaten: werken aan een eigen toekomst in Nederland. Maar eerst zullen ze hulp moeten krijgen van betrouwbare deskundigen bij het verwerken van hun trauma’s en een vertrouwen in een toekomst worden bijgebracht.’

CBS persbericht - 30 juli 2015

"Bijna zeven van de tien volwassen Somaliërs in Nederland hebben een bijstandsuitkering. Ook ruim de helft van de mensen met de Syrische, Iraakse of Eritrese nationaliteit heeft bijstand. Het gaat vooral om voormalige asielzoekers. Dat meldt CBS op basis van onderzoek naar bijstandsuitkeringen op basis van nationaliteit." … "De grootste groep Somaliërs, Irakezen, Syriërs, Afghanen, Iraniërs en Eritreërs betreft voormalige asielzoekers die relatief vaak in de bijstand zitten. Hun afstand tot de Nederlandse arbeidsmarkt is relatief groot, gezien het percentage dat de taal niet (voldoende) machtig is en het relatief grote aandeel dat geen, een lage of een niet-aansluitende opleiding heeft. Ook speelt de aanleiding voor hun vlucht naar Nederland een rol, zoals de effecten van een oorlog of vervolging in eigen land."

Recent Posts
bottom of page