top of page

Generaties Eritrese vluchtelingen in Nederland

Original chapter can be found here.


De eerste groep Eritrese vluchtelingen in Nederland arriveerde begin jaren 80. Deze groep vluchtte voor de Derg, de militaire regering die in 1974 in Ethiopië aan de macht kwam en een oorlog voerde tegen het verzet in Eritrea. Het ging veelal om jonge en daadkrachtige Eritrese gezinnen met kinderen, die gedurende hun vlucht gebruik maakten van allerlei door het Eritrese verzet opgezette vangnetten in Afrika en Europa. Zij kwamen naar Nederland met het idee om het Eritrese verzet op afstand te ondersteunen en in de toekomst terug te keren naar Eritrea. Goed georganiseerd vormden zij zelf ook weer een vangnet voor Eritreeërs die na hen naar Nederland kwamen.


Ook na de gewonnen oorlog tegen Ethiopië (1991) en Eritrea’s onafhankelijkheid (1993) bleven Eritreeërs naar Nederland komen. Sommigen in het kader van gezinshereniging en anderen om in Nederland te kunnen studeren of werken. Weer anderen waren gevlucht voor de net gevormde Eritrese regering die voornamelijk bestond uit oud-strijders van de EPLF . Ook oud-strijders van de EPLF zelf bevonden zich onder de nieuwkomers die na 1993 in Nederland aankwamen. Zij kwamen veelal naar Nederland met de opdracht om de groeiende Eritrese gemeenschap in Nederland te besturen en de banden tussen hen en het vaderland te onder- houden.


De Eritreeërs die in de jaren ‘80 en ‘90 in twee stromen naar Nederland zijn gekomen vormen samen de eerste generatie Eritreeërs in Nederland. Het is onbekend hoe groot deze groep is omdat Eritreeërs, tot aan de onafhankelijkheid van Eritrea in 1993, automatisch de Ethiopische nationaliteit kregen. Geschat wordt dat er rond de eeuwwisseling ongeveer 5000 Eritreeërs in Nederland woonden.


De EPLF splitste zich in 1971 af van de ELF, om de oorlog tegen Ethiopië aan te voeren, en raakte daardoor in een bittere onderlinge strijd met de ELF. Veel oud-strijders van de ELF zijn na de oorlog uit angst voor represailles het land ontvlucht.

De eerste onderzoeken betreffende eerste-generatie Eritreeërs verschenen tussen 2000 en 2005. Hierin werden Eritreeërs vergeleken met andere migrantengroepen met betrekking tot sociale contacten met Nederlanders, onderwijsprestaties, en participatie op de arbeidsmarkt. Deze onderzoeken schetsen een duaal beeld van eerste-generatie Eritreeërs. Aan de ene kant hebben zij de individuele wil en capaciteit om te integreren en participeren in de Nederlandse samenleving. Aan de andere kant voelen ze sociale en politieke druk om actief te zijn binnen de Eritrese gemeenschap. Sociale afwijzing, buitensluiting, politieke intimidatie en agressie door met name Eritrese zelforganisaties, hebben geleid tot een in zichzelf gekeerde gemeenschap waardoor goede integratie en participatie – met een gezonde doorstroming van school tot opde werkvloer – wordt bemoeilijkt. Een uitvoerig onderzoek in 2016 in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bekrachtigt dit.


In tegenstelling tot de eerste generatie Eritreeërs, vluchtte de tweede generatie grotendeels voor hun eigen regering. De gruwelijke loopgravenoorlog tussen Eritrea en Ethiopië van 1998-2000 en het steeds repressiever wordende regime spoorden veel jonge oorlogsveteranen en dienstplichtigen aan om het land te ontvluchten gedurende de periode 2000-2010. Deze eerste vluchtelingenstroom leidde tot 5000 nieuwe Eritreeërs in Nederland. De tweede stroom, die in de periode na 2010 in Nederland aankwam, bestond uit meer dan 15.000 Eritreeërs die met name de onbeperkte militaire dienstplicht wilden vermijden.


Hoewel een deel van de tweede generatie redelijk goed geïntegreerd is en haar weg heeft gevonden in de Nederlandse samenleving, geldt voor de meesten dat ze een grote (kansen) achterstand hebben op de arbeidsmarkt. Uit een CBS-rapport van 2015, waarvoor onderzoek werd gedaan onder voormalige Eritrese asielzoekers, blijkt dat meer dan de helft van alle Nederlandse inwoners met een Eritrese nationaliteit leeft van een sociale uitkering. Hun afstand tot de Nederlandse arbeidsmarkt is relatief groot door het hoge percentage Eritreeërs dat de Nederlandse taal niet (voldoende) beheerst en het grote aantal Eritreeërs dat geen, een lage, of een ongeschikte opleiding heeft.


Bij de Eritreeërs die na 2010 in Nederland zijn aangekomen gaat het voornamelijk om jonge, soms minderjarige, vluchtelingen die zonder opleiding en perspectieven zijn opgegroeid in Eritrea en zonder ouders zijn gevlucht. Zij hebben tijdens hun vlucht geen beschikking gehad over vangnetten, zoals de eerste generatie Eritrese vluchtelingen, en zijn blootgestaan aan systematische uitbuiting, verkrachting, en marteling, vooral in Egypte en Libië. Na aankomst in Nederland kreeg deze groep ook nog eens te maken met onwetendheid, onbegrip en vijandig- heid, zowel van de eigen Eritrese gemeenschap (ze werden ‘landverraders’ genoemd), als vanuit de Nederlandse samenleving (die er het woord ‘gelukzoekers’ voor vonden). Dit alles heeft voor velen geleid tot een stroef begin in Nederland.


Het leren van de Nederlandse taal, het behalen van een diploma en het vinden van werk vergt de nodige energie en doorzettingsvermogen. Het is hierbij van groot belang voor de integratie en participatie dat de Nederlandse overheid en gemeentes een op de Eritreeërs gericht beleid voeren met aandacht voor de vluchtervaring en culturele verschillen. Net zo belangrijk zijn burgerinitiatieven gericht op het in contact brengen van Eritreeërs en Nederlanders via activiteiten zoals kunst, sport, en kookavonden. Vooral voor het verwerken van traumatische ervaringen en voor zingeving vormen zulke activiteiten een voor de hand liggend uitgangs- punt.



Recent Posts
bottom of page